Subsidieverordening Gemeentelijke Monumenten Heeze-Leende 2008
Subsidieverordening Gemeentelijke Monumenten Heeze-Leende 2008
Geldend van 26-06-2010 t/m heden
Intitulé
Subsidieverordening Gemeentelijke Monumenten Heeze-Leende 2008
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. Monument:1 zaak die van algemeen belang is wegens zijn architectonische schoonheid,
bijzondere situering, betekenis voor de wetenschap of lokaal cultuurhistorische waarde;2 terrein, al
dan niet met bestaande bebouwing daarop, dat van algemeen belang is wegens daar aanwezige, of
op grond van historische gegevens en/of archeologisch onderzoek in redelijkheid te vermoeden
zaken als bedoeld onder 1.
b. Monumentenverordening: monumentenverordening Heeze-Leende 2007;
c. Raad: de gemeenteraad van de gemeente Heeze-Leende;
d. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende;
e. Monumentencommissie: de door het college van B&W ingestelde commissie of aangewezen
instantie, met als taak het college op verzoek of uit eigener beweging te adviseren over onder andere
de toepassing van de Monumentenwet 1988, de monumentenverordening, de subsidieverordening
en het monumentenbeleid;
f. Beschermd gemeentelijk monument: monument dat overeenkomstig de bepalingen van de
monumentenverordening als zodanig is aangewezen;
g. Gemeentelijke monumentenlijst/gemeentelijke lijst groenmonumenten: de lijst waarop zijn
geregistreerd de overeenkomstig de monumentenverordening als beschermd gemeentelijk
monument aangewezen zaken, groen, bomen en terreinen;
h. Gemeentelijk groenmonument: een boom of een groep van bomen, en/of landschapselementen
(heggen, windsingels, houtwallen etc.) al dan niet een compositie vormend met de directe omgeving,
welke door de cultuurhistorische context en verschijning, beeldbepalend en kenmerkend is voor het
karakter van de openbare ruimte binnen de gemeente Heeze-Leende;
i. Beeldbepalend object: een object, dat een kenmerkend onderdeel vormt van de historische
bebouwing en dat is opgenomen in de monumentenlijst als bedoeld in de Monumentenverordening
Heeze-Leende 2007;
j. Beeldondersteunend object: een object, dat een passend onderdeel vormt van de historische
bebouwing en dat is opgenomen in de monumentenlijst als bedoeld in de Monumentenverordening
Heeze-Leende 2007;
k. Beschermde gevelwand: een groep van gevels van objecten, die een samenhangend geheel vormt
en/of die van belang is wegens haar schoonheid, het karakter van het geheel, de onderlinge
ruimtelijke of structurele samenhang en/of de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde;
l. Dorpsgezicht: gebied, of groep van onroerende zaken, bomen en/of landschapselementen welke
van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele
samenhang, het historisch beeld dan wel haar wetenschappelijke, historische of cultuurhistorische
waarde;
m. Beschermd gemeentelijk dorpsgezicht: dorpsgezicht dat door het college als zodanig ingevolge
artikel 14 van de monumentenverordening is aangewezen;
n. Gemeentelijk archeologisch monument: een monument als bedoeld onder 1. sub 2 en dat
overeenkomstig de bepalingen van de monumentenverordening op de gemeentelijke
monumentenlijst is geplaatst;
o. Gemeentelijk archeologisch meldingsgebied: zaak en/of terrein waarvan het algemene belang
wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg vast staat of vermoed wordt op
grond van historische gegevens en/of door archeologische vondsten en onderzoek;
p. Bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de
bouwgeschiedenis en de bouwhistorische en monumentale waarde van een monument;
q. Eigenaar: degene, die het recht van eigendom heeft, alsmede:de houder van het recht van
opstal;de houder van het recht van erfpacht;de eigenaar van een appartementsrecht;de toekomstige
eigenaar, die in het bezit is van een notarieel opgemaaktkoopcontract.
r. Subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Algemene wet bestuursrecht, inhoudende de
aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan te verstrekken met het oog op bepaalde
activiteiten van de aanvrager.
s. Subsidieplafond: het door de raad als onderdeel van de gemeentebegroting vastgestelde bedrag
dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies.
t. Onderhoudswerkzaamheden: de werkzaamheden, niet zijnde reguliere
onderhoudswerkzaamheden, die met het oog op het behoud van het monument en/of
monumentale karakter dienen om een beschermd gemeentelijk monument in goede staat te
behouden.
u. Subsidiabele onderhoudskosten: de kosten, die moeten worden gemaakt om die onderdelen van
een monument, welke genoemd zijn in de redengevende beschrijving of onderdelen welke van
monumentale waarde zijn doch niet omschreven maar onlosmakelijk verbonden zijn met het
monument, (dit ter beoordeling van de monumentencommissie) in goede staat te houden en die
naar oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn. Als een eigenaar zelf
werkzaamheden in het kader van onderhoud verricht, zijn de materiaalkosten subsidiabel. Wanneer
een monumenteigenaar een door hem gedreven onderneming heeft die de noodzakelijk geachte
onderhoudswerkzaamheden kan uitvoeren, kunnen de onderhoudskosten als subsidiabel worden
aangemerkt. In bijzondere gevallen, de kosten verbonden aan het opstellen van een bouwkundig
inspectierapport door de Monumentenwacht Noord-Brabant voor zover het college een dergelijk
rapport van belang acht.
Artikel 2 Grondslag en doelstelling
1. Op grond van deze verordening kan het college subsidie beschikbaar stellen voor het treffen van
werkzaamheden aan onderdelen welke genoemd zijn in de redegevende beschrijving van
gemeentelijke monumenten, groenmonumenten, beeldbepalende objecten en beschermde
dorpsgezichten.
2. De subsidiabele kosten van de werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1 worden door het
college bepaald aan de hand van beoordeling op authenticiteit, noodzakelijkheid, soberheid en
doelmatigheid.
3. De subsidie wordt berekend over de subsidiabele onderhoudskosten met uitzondering van de
kosten waarvoor op grond van enige andere regeling of verzekering een bijdrage in de kosten
kan worden verkregen.
4. De subsidie wordt verleend aan de eigenaar van het object waaraan de voorzieningen worden
getroffen dmv een bank- of giro overschrijving.
5. De volgende werkzaamheden worden als onderhoudswerkzaamheden aangemerkt:
a. het dak: reparaties van dakbedekking (vervangen pannen, repareren van de dakbedekking,
dakbeschot, zink of lood);
b. schoorstenen: partieel herstel en reparaties;
a. goten of hemelwaterafvoeren: partieel herstel en reparaties;
b. gevels: partieel herstel en reparaties van voegen, pleister- en metselwerk of natuursteen;
c. buitenkozijnen, ramen, deuren en vensters: partieel herstel en reparaties;
d. buitenschilderwerk: vensters, goten, luiken en muren;
e. rieten daken: reparatiewerkzaamheden aan rieten daken;
f. reparatiewerkzaamheden aan fundering en kelder;
g. regulier onderhoud aan monumentale bomen en houtopstanden zoals kroonsnoei (herstel
en stabilisatie) en preventieve maatregelen zoals ziektebestrijding en dergelijke;
h. duurzame maatregelen aan monumentale bomen en houtopstanden zoals kroonverankering,
groeiplaatsverbetering, grondverbetering en ziektebestrijding;
i. werken en/of werkzaamheden welke betrekking hebben op het behoud en het herstel van
een tot beschermd dorpsgezicht aangewezen gebied.
Artikel 3 Toezicht en controle
1. Het college is bevoegd ambtenaren aan te wijzen die zijn belast met het toezicht op de
naleving van de aan de ontvanger van die subsidie bij de subsidieverordening opgelegde
verplichtingen.
2. De ontvanger van de subsidie is verplicht door het college aangewezen ambtenaren inzage te
geven in zijn restauratieboekhouding en de administratie, alle gevraagde inlichtingen te
verstrekken en medewerking te verlenen in het vormen van inzicht in het stadium en de
kwaliteit van de aangevraagde restauratie- of onderhoudswerkzaamheden.
Hoofdstuk 2 Uitvoering
Artikel 4 Bevoegdheden college
Het college is belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt mede in het
vaststellen en verlenen van subsidies, alsmede toezicht en controle daarop.
Artikel 5 Beleidsregels
Het college is bevoegd beleidsregels vast te stellen voor zover het bevoegd is te besluiten op grond
van deze verordening.
Artikel 6 Subsidieplafond
De raad stelt jaarlijks in de gemeentelijke begroting de hoogte van het subsidieplafond m.b.t.
monumenten voor het volgende jaar vast.
Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag
Artikel 7 Subsidieaanvraag
1. Een eigenaar van een monument, opgenomen in de gemeentelijke monumentenlijst, dient de
aanvraag om subsidie, vergezeld van een restauratieplan respectievelijk een omschrijving van de
werkzaamheden alsmede een begroting van de onderhoudswerkzaamheden waarvoor subsidie
wordt gevraagd, in bij het college.
2. Het restauratieplan respectievelijk de omschrijving van de werkzaamheden bestaat uit:
a. een beschrijving van de bouwtechnische staat van het monument waarin de gebreken van
het object nauwkeurig vermeld staan;
b. tekeningen van de bestaande en de nieuwe toestand waardoor in ruimtelijke zinduidelijkheid
ontstaat over de plannen, waar nodig voorzien van beeldmateriaal;
c. een op de beschrijving gebaseerd bestek of werkomschrijving per onderdeel van de toe te
passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van
verwerking hiervan;
d. een naar arbeidsuren en materialen uitgesplitste en gespecificeerde actuele begroting van de
kosten;
e. de naam en het adres van de voor de uitvoering hoofdelijk verantwoordelijkeonderneming;
f. naar het oordeel van het college: een actueel, dan wel niet ouder dan 2 jaar, rapport van de
Monumentenwacht Noord-Brabant;
g. naar het oordeel van het college: een rapport betreffende een bouwhistorisch onderzoek;
h. naar het oordeel van het college: een rapport betreffende een archeologisch onderzoek.
3. De belangrijkste voorwaarden voor een bijdrage aan het instandhoudingsplan groenmonument
zijn:
a. het groenmonument is opgenomen in het Landelijk Register van monumentale bomen of in
het Gemeentelijk Register van Monumentaal en Waardevol groen;
b. het groenmonument is particulier eigendom;
c. de levensverwachting van bomen en beplantingen bedraagt na het onderhoud nog minimaal
tien jaar.
4. Een aanvraag moet mede omvatten:
a. een beschrijving van de staat van het groen waarin de gebreken van het object nauwkeurig
vermeld staan;
b. plaatsaanduiding van het groen waardoor in ruimtelijke zin duidelijkheid ontstaat over de
plannen, met ondersteuning van het nodige beeldmateriaal;
c. een op de beschrijving gebaseerd bestek of werkomschrijving per onderdeel van de toe te
passen werkzaamheden, materialen, afwerkingen alsmede van de wijze van verwerking
hiervan;
d. een naar arbeidsuren en materialen uitgesplitste en gespecificeerde actuele
kostenbegroting;
e. de naam en het adres van de voor de uitvoering hoofdelijk verantwoordelijke onderneming;
f. naar het oordeel van het college: een onderzoeksrapport, niet ouder dan 2 jaar, van een
gecertificeerd boomtechnisch bureau c.q. rapport van de bomenstichting.
Artikel 8 Subsidiehoogte
1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van een monument een bijdrage
toekennen in de subsidiabele onderhoudskosten.
2. De bijdrage in de onderhoudskosten bedraagt 35% van de subsidiabele kosten doch ten hoogste
€ 7.500,-- éénmaal per 3 jaar.
3. De subsidiabele kosten met betrekking tot de in artikel 2 genoemde voorzieningen worden
bepaald aan de hand van beoordeling op noodzakelijkheid, doelmatigheid en de
monumentenverordening.
4. De kosten voor het reguliere schilderwerk (materiaalkosten en/of uurloonkosten gemaakt door
een officieel erkend schildersbedrijf), alsmede de materiaalkosten bij zelfwerkzaamheid, worden
eenmaal per 3 jaar voor 25% vergoed tot een maximum van € 300,--.De subsidieaanvraag wordt
geweigerd indien de materiaalkosten minder dan € 350,-- bedragen.
5. Legeskosten voor het verkrijgen van een monumentenvergunning zullen in zijn geheel vergoed
worden.
6. De kosten voor het lidmaatschap van de Monumentenwacht Noord-Brabant zullen betaald
worden door de gemeente, na het toekennen van de gevraagde subsidie, voor een termijn van
10 jaar doch slechts na het persoonlijk aanmelden door de eigenaar.
7. Regulier onderhoud van monumentale bomen en houtopstanden eenmaal per 5 jaar, 50 % van
de kosten met een maximum € 300,00.
8. Regulier onderhoud van monumentale bomen en houtopstanden eenmaal per 5 jaar, 50 % van
de kosten met een maximum € 300,00.
9. Vanuit gemeentewege elke 3 jaar veiligheidscontrole van alle geregistreerde monumentale
bomen.
Hoofdstuk 4 De subsidieverlening
Artikel 9 Subsidieverlening
1. Het college besluit tot subsidieverlening overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van deze
verordening.
2. Bij zijn beslissing op aanvragen om subsidie houdt het college in elk geval rekening met:
a. de monumentale waarde van het object;
b. de bouwtechnische en uiterlijke staat van het monument, mede in relatie tot zijn
omgeving;
c. het huidige en het toekomstige gebruik van het monument;
d. de wijze van exploitatie van het monument.
3. Alvorens het college een beslissing neemt op een subsidieaanvraag, vraagt het advies aan de
Monumentencommissie en deze brengt schriftelijk haar advies uit.
4. In de subsidietoekenning worden de hoogte van de subsidie en eventuele aanvullende
voorwaarden vermeld.
Artikel 10 Begrotingsvoorbehoud en subsidieplafond
1. Overeenkomstig artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht kan verlening van subsidie,
voor zover subsidie wordt verleend ten laste van een gemeentebegroting die nog niet is
vastgesteld of goedgekeurd, geschieden onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter
beschikking worden gesteld.
2. Verlening van subsidie geschiedt uitsluitend indien het jaarlijks vastgestelde subsidieplafond
nog niet is bereikt.
Artikel 11 Weigeringsgronden
1. Overeenkomstig de in artikel 4:35 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde
gevallen wordt geen subsidie verleend indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen
dat de restauratie of onderhoudsactiviteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden.
2. Overeenkomstig de in artikel 4:35 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde
gevallen kan subsidieverlening voorts worden geweigerd indien de aanvrager:
a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de
verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou
hebben geleid;
b. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van
hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard,
dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.
3. Naast de in lid 1 en 2 van dit artikel genoemde gevallen wordt de subsidie eveneens
geweigerd indien;
a. met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat een besluit tot verlening
op de aanvraag is genomen;
b. de kosten van restauratie voortvloeien uit schade waartegen verzekering mogelijk is;
c. voor de te treffen voorzieningen een monumentenvergunning is vereist en deze nog
niet is verleend dan wel aangehouden en geen uitzicht is op een positief besluit;
d. met het treffen van de voorzieningen het belang van de monumentenzorg niet of in
onvoldoende mate wordt gediend;
e. de kosten van de voorzieningen niet in redelijke verhouding staan tot het te bereiken
resultaat;
f. voor het onderhoud zoals beschreven in artikel 2, lid 5, sub a t/m k, binnen een voor
die voorzieningen normaal gangbare termijn reeds subsidie is verleend.
4. In bijzondere gevallen kan het college afwijken van het bepaalde in het derde lid onder a en f
van dit artikel.
Artikel 12 Subsidievoorwaarden
1. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarden dat:
a. de aanvang van het werk van tevoren wordt gemeld bij het college;
b. met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen binnen 6 maanden na de
datum van het besluit tot verlening van de subsidie;
c. binnen 24 maanden na het besluit tot verlening van de subsidie de werkzaamheden
waarop de subsidie betrekking heeft zijn voltooid en de gereedmelding als bedoeld
in artikel 13 is ingediend;
d. de eigenaar het monument na restauratie goed onderhoudt;
e. aan de door het college met controle belaste personen:
- toegang wordt verleend tot het monument,
- inzage wordt verleend in de op het treffen van de voorzieningen betrekking
hebbende gegevens.
2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in lid 1 van dit artikel en
kan daarnaast in het belang van het monument aanvullende voorwaarden verbinden aan het
verlenen van subsidie.
Hoofdstuk 5 Gereedmelding en subsidievaststelling
Artikel 13 Gereedmelding en subsidievaststelling
1. Vaststelling van de subsidie vindt plaats nadat:
a. de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden bij het college zijn gereed gemeld,
gecontroleerd en akkoord bevonden;
b. een overzicht is overgelegd van de getroffen gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde
voorzieningen en de daarop betrekking hebbende rekeningen en betaalbewijzen.
2. De hoogte van de vast te stellen subsidie wordt berekend op basis van de bij de verlening
door het college aanvaarde kosten van de voorzieningen of de werkelijke kosten van de
voorzieningen als deze lager zijn.
Artikel 14 Uitbetaling van de subsidie
1. De subsidie wordt uitbetaald binnen 1 maand na de vaststelling door het college.
2. Uitbetaling van de subsidie geschiedt op een door de aanvrager op te geven bank- of giro
rekening.
Artikel 15 Intrekking en terugvordering van subsidie
1. Ingeval van niet-naleving van het bij of krachtens deze verordening gestelde zal het college,
al naar gelang de ernst van de overtreding;
a. een besluit tot verlening en/of vaststelling geheel of gedeeltelijk intrekken en niet of
niet geheel tot betaling van de subsidie overgaan;
b. reeds betaalde subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
2. In het geval de niet-naleving van de voorwaarden als bedoeld in deze verordening de
eigenaar niet verwijtbaar is kan het college besluiten de in het eerste lid bedoelde sancties
geheel of gedeeltelijk niet te treffen.
3. Een onverschuldigd betaald subsidiebedrag kan worden teruggevorderd tot vijf jaar na de
subsidievaststelling of de intrekking of wijziging daarvan. De kosten die gemoeid zijn met de
terugvordering van een onverschuldigd betaald subsidiebedrag zijn voor rekening van de
ontvanger van die subsidie.
Hoofdstuk 6 Overganqs- en slotbepalingen
Artikel 16 Onvoorziene gevallen
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college, de monumentencommissie
gehoord hebbende.
Artikel 17 Inwerkingtreding
1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Subsidieverordening Gemeentelijke
Monumenten Heeze-Leende 2008".
2. Deze verordening treedt in werking op de dag waarop zij bekend is gemaakt.
3. De “Subsidieverordening gemeentelijke monumenten 2004”, vastgesteld bij besluit van de
gemeenteraad van 2 februari 2004, voor zover het betreft subsidiebepalingen over
gemeentelijke monumenten vervalt met het in werking treden van deze verordening.
Artikel 18 Overgangsbepaling
Aanvragen die zijn ingediend voordat deze verordening in werking treedt worden afgehandeld op
basis van de regels die gelden op het moment van de ontvangst van de aanvraag, m.n. de
“Subsidiëring gemeentelijke monumenten 2004”.